1. | ONB I, nr. 343 (1274 maart 30).
|
2. | Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 61-131.
|
3. | Verbeek en Van den Borne, 'Litteraire bronnen', 23.
|
4. | T.a.p., 29-30.
|
5. | Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 124; gebaseerd op Schutjes, Geschiedenis van het bisdom IV, 441.
|
6. | Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 124.
|
7. | T.a.p., 88.
|
8. | T.a.p., 89-90.
|
9. | 'Blijkbaar werd de "prima fundatio, iuxta morem Religionis" zóó verstaan, dat de oudste vestiging in die plaats als prima fundatio werd aangenomen, indien de bewoners van dat klooster later de Observantie hebben ingevoerd; daarentegen werd de invoering der Observantie als prima fundatio aangenomen, indien de invoering met uitzetting (door stedelijke regeering) der vroegere bewoners, de fratres Gaudentes of Konventueelen, gepaard ging.' T.a.p., 88-89, nt. 2.
|
10. | GAH, Hs. 8303, fol. 7: Preterea nec ulli monasteriorum aut religiosorum ordines fuere in urbe, sed inter primos fraterculli aliquot, quos minores sive coletas vocant, qui tunc suo more proprii peculii libertate viventes sine reformatione pecuniarum usum habentes in novam urbem irrepserunt (?) atque ibidem edificare (?) coeperunt et in primis iuxta forum pannum quoddam habitaculum in commune struxerunt, qui postea in Pincipis gratiam sese intinius involventes ampliorem loci circumscriptionem occupantes ab eodem principe in circumferentia loci ubi habitant, sede monasteriali donati fuere, qui locus eodum tempore post istius aulam, que modo intersignio oloris aut cygni est nota pro horto atque pomerio eiusdem principis habitus fuit. Hi igitur fratres per successum temporis edes aliquot cellarum componentes, etiam templum ubi diurnum officium perageretur erexerunt, quod tunc parochie vice cives aliquandiu habuisse traduntur.
|
11. | Naar Hermans, Verzameling van kronyken I, 35. De aanduiding Colleten bij Molius en Cuperinus is waarschijnlijk ontleend aan de zogeheten Observantiebeweging in de vijftiende en zestiende eeuw (zie Van den Borne, 'De Observantie-beweging, 143.
|
12. | Wanneer dit jaartal juist is, zouden volgens Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 88-89, nt. 2, in Den Bosch de gaudenten in 1228 de stad uitgezet moeten zijn. Noch Molius noch Cuperinus maken daar echter melding van.
|
13. | Men zie bv. Southern, Western Society and the Church in the Middle Ages, 272-277; Lawrence, Medieval Monasticism, 238-243.
|
14. | Een andere vroege kloosterstichting was het bij Den Bosch gelegen convent Bazeldonk op Porta Celi van de willemieten, dat in 1244 of 1245 werd gesticht (aldus Van de Walle, Siardus Bogaerts, 11; zie ook Simons, Stad en apostolaat, 64-65).
|
15. | Zie hiervóór, nt. ??
|
16. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 528; Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 74-75, nrs. 1460-1486; Spierings, Het schepenprotocol, 268-273. Zie ook nt. ??
|
17. | Zie nt. ??
|
18. | In een enkele oorkonde lijkt het erop dat er naast de hertog nog andere grondheren in het Bossche stadsgebied waren. Zo blijkt op 30 juni 1296 een huis en erf in de Hinthamerstraat voor een deel in cijns te worden gehouden van het Bossche begijnhof en voor een ander deel van de hertog (ONB I, nr. 539). Op 8 februari 1297 trad de begijn Lutgard van Herpen op als curia -als grondvrouwe?- bij de overdracht van een cijns uit een huis en erf aan de Vughterdijk (ONB I, nr. 553). Deze problematiek verdient nader onderzoek.
|
19. | In 'Het Bossche minderbroedersklooster', 25-27, stelt J. van der Vaart dat de eerste vestiging van de minderbroeders in Den Bosch vermoedelijk plaatsvond 'op het terrein waar zich bij de aanvang van de 12e (sic) eeuw de Lombarden vestigden. Hier stond destijds een kapel, die gezien het bewijs van aankomst en mede gelet op de activiteiten van de minderbroeders elders door Lombardische minderbroeders moet zijn gebouwd aan het begin van de twintiger jaren van de 13e eeuw. Het zal een hospitium, trefpunt zijn geweest, waarop de broeders terugvielen tijdens hun tochten langs de handelswegen van West Europa.' Van der Vaart situeert deze vestiging aan de noordkant van de Waterstraat. Zijn opeenstapeling van hypothesen wordt niet verantwoord door bronvermelding of anderszins.
|
20. | Grammaye, Taxandria, 8: Henricus Trajecti Episcopus anno 1263 in Dedicatione Altarium ante cancellos indulgentias elargitur. Het vetgedrukte is bij Grammaye gecursiveerd, waaruit mag worden afgeleid dat het letterlijk geciteerd is uit een opschrift of een verloren gegaan stuk (zie Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 127 en 131).
|
21. | Hiervan bestond de volgende kopie (zie Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 62 en 126-17): Historia cronologica opidi de Buscoducis ab ejus exordio usque ad annum 1565 per magistros Davidem Everswijn, Bartholomeum Loeff et Jacobum van Balen composita et ex originali MS. in Bibliotheca Domini Antonii Nuwens Bruxellensis existenti descripta. Op zijn beurt maakte C. Hermans hiervan in 1843 een kopie, die bewaard werd in de bibliotheek van het Provinciaal Genootschap, hs. C 158. Elders trof ik als vindplaats van een handschrift Everswijn aan: RANB, Aanw. 1889/63. Ik heb dit stuk omwille van de tijd niet geraadpleegd.
|
22. | Hij schreef in 1619-1620 Provincia Inferioris Germaniae fratrum Minorum Reg[ularis] Obs[ervantiae (zie Verbeek en Van den Borne, 'Litteraire bronnen', 24-26).
|
23. | Verbeek, 'De komst der minderbroeders', 131.
|
24. | Pelgrom, Oorspronck van 's Hertogen-Bosch, 7.
|
25. | Foppens, Historia episcopatus Silvae-ducensis, 304; Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch IV, 436.
|
26. | Zie Janssen, 'De oudste stadsommuring', 69-70.
|
27. | R. 1197, fol. 194v. (1426 april 26).
|
28. | ONB I, nr. 529: de domo et hereditate sita in Buscho ducis contique iuxta domum pannorum a fine versus cymiterium Fratrum minorum.
|
29. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 528; Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 74-75, nrs. 1460-1486; Spierings, Het schepenprotocol, 268-273. Zie nr. ??
|
30. | Zie hierna, blz. ??
|
31. | GAH, Charters, nr. 60: quodam stallo vac Teuthonice dicto, sito in domo pannorum in Buscho ducis in fine retro ostium versus ecclesiam fratrum minorum in latere eiusdem domus quod proximum est eidem ecclesie.
|
32. | ONB I, nr. 561: duabus domibus et areis--- sitis in Buscho ducis in vico tendente retro mansionem Fratrum minorum supra fossatum oppidi.
|
33. | Zie Janssen, 'De oudste stadsommuring', afb. 64-65.
|
34. | Na de oorkonde van 27 september 1297 dateert de volgende van 10 (?) februari 1315 (vermelding in een opwinningsoorkonde uit 1428: GAH, R. 1800, fol. 81): domum et aream --- sitam in Buscoducis retro fratres minores. De eerstvolgende in origineel bewaard gebleven oorkonde dateert van 25 oktober 1325 (RANB, Coll. Goossens, nr. 16): hereditate --- sita in Buscho ducis retro fratres monires. In de index op het Bosch' protocol van Smulders en Spierings zijn veel gegevens betreffende retro fratres minores absusievelijk ondergebracht onder 'Minderbroedersstraat'.
|
35. | GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 496: in vico tendente a vico Vuchtensi versus forum Piscium dicto vulgaliter retro minores fratres.
|
36. | Vermelding in een opwinningsoorkonde uit 1422 (GAH, R. 1800, fol. 41 v.): quendam viculum tendentem a vico Vuchtensi versus claustrum fratrum minorum prope quandam aquam ibidem currentem, generaliter die Zyle nuncupatam.
|
37. | GAH, Groot Begijnhof, nr. 25: in vico tendente a foro Piscium versus claustrum fratrum minorum.
|
38. | Aldus voor het eerst GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 277: in vico tendente de pomerio fratrum minorum dicti loci de Buscho ducis versus forum Piscium.
|
39. | Molius zegt: aula Ducis, ab eodem recenter insigni opere in foro exstructa, quae nunc e regione maccelli, oloris sive cugni insignio, ubi princeps libenter deverte(re? Mdb) solebat, nobilitate conspicitur (Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen I, 10); Cuperinus: Die vrome prinche Henricus, die eerste van dien naem, hartoghe van Brabant, alsoo hy die stat van den Bosch seer lieff ende begracyt hadde, want die stat door zijn toedoen ende neersticheyt synen oorspronc genomen hadde, soo stichtede hy in die stadt twee vroome husen, te weten een palleys voor zijn wooninge ende optreck int selve huys, dat nu in de Swaen is tegen Vleeshuys over en het ander het Hof van Brabant (Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 511-512).
|
40. | Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 22, nrs. 25 en 26; Van Sasse
|
| van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 511-519.
|
41. | Mededelingen van R. Glaudemans en H. Janssen, die mij tevens een plattegrond op basis van het archeologisch en bouwhistorisch onderzoek ter beschikking stelden
|
42. | Volgens Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 521-522, was het in 1543 in het bezit van haar erfgenamen en werd het in 1546 De Beer genoemd. Later stond het bekend als De Drie Monniken (Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nr. 29).
|
43. | Wat met dit laatste bedoeld is, is niet duidelijk, mogelijk de martha of maerte, de dienstmeid, van de minderbroeders. Zie Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek, s.v. maerte.
|
44. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen III, 504-505; Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 22, nr. 17.
|
45. | Godding, Le droit foncier, 376-377. De aanduiding in Brussel was monete communiter in bursa currentis ofwel payments. In de Bossche schepenakten is in de veertiende eeuw regelmatig sprake van deze rekenmunt. De eerste vermelding dateert hier van 17 december 1304: censum quadraginta solidorum monete pro tempore solutionis eiusdem census annuatim in Buscho ducis ad bursam currentis (ONB I, nr. 678).
|
46. | ONB I, nr. 399, par. 54.
|
47. | Zie Godding, Le droit foncier, 376.
|
48. | R. 1179, blz. 613 (1393 oktober 27): annuum et hereditarium censum quinquaginta sex solidorum --- ex domo cum suis fundis quondam Lombardorum, sita in Buscoducis ad Forum, de quo vero censu una medietas ex hereditate que fuerat quondam Ghevardi et alter medietas ex hereditate Theoderici Buc et Henrici Steenwech, filii quodam Gerardi Monic, annuatim est solvenda; zie ook R. 1189, fol. 371 (1417 juni 6); R. 1213, fol. 131v. (z.d.; bij 1443 augustus 21).
|
49. | R. 1180, blz. 7.
|
50. | Jacobs, Justitie en politie, 258.
|
51. | T.a.p., 258.
|
52. | R. 1176, fol. 144 (1380 september 30): ex medietate et eius attinentiis universis domus lapidee et aree que fuerat quondam Henrici Steenwech, sita in Buscoducis ad Forum; zie ook R. 1176, fol. 325 (1383 november 10).
|
53. | Recentelijk opnieuw uitgegeven door Camps, Het stadsrecht van Den Bosch, 67-71, ald. 71.
|
54. | RANB, Charters van Brabant, nr. 3 (oorkonde van 1364 april 10 met daarin opgenomen oorkonden van 1357 maart 21; 1359 september 2; 1361 december 6; 1359 augustus 1 en 1359 augustus 2). Op de rug staat met 14de-eeuwse hand: De domo domine ducisse in Buscoducis; met 16de-eeuwse hand: Hentemerstraete. Zie Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen I, 270-272.
|
55. | GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 12a (transcriptie in Kappelhof, Archief Tafel van de Heilige Geest, dl. IV, supplement delen I-III, na blz. 69):
|
| census de [duabus] domibus et fundis sitis [in Buscoducis] iuxta domum [Lombardorum, quarum una] fuit quondam Boydwini dicti Wylde et reliqua est Iohannis dicti de Dyest; --- viginti octo solidos Lovanienses de domo et fundo [Lombardorum] (?) in Foro. Deze oorkonde is niet opgenomen in het ONB. |
56. | Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nr. 30; Van Sasse van
|
| Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 522. Zie GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 82 (1314 september 11). Op de rugzijde staat met 16de- of 17de-eeuwse hand: Nu Ghijsbrecht Janssen In den David. Ook GAH, R. 1177, fol. 115 (vermoedelijk 1384 maart 16), heeft op dit perceel betrekking.
|
57. | Uitvoerige gegevens over de hertogelijke Lombard Thadeus Cavassonne, alias Willem van Den Bosch, in de door de bewerker van het ONB gepaatste noot bij nr. 405 (1284 december 3). Zie ook ONB I, nrs. 455, 464, 467 en 488; en R. van Uytven, 'De Lombarden in Brabant', m.n. 21-22.
|
58. | Op 8 juni 1387 verkochten Arnold Veer en zijn vrouw Agnes, dochter van wijlen Gevard van Eindhoven, een cijns uit het huis aan Ludolf zoon van wijlen Ludolf Jansz. van Bommel (R. 1177, fol. 365).
|
59. | Op 6 juni 1417 verkreeg Johanna weduwe van Ludolf Buc van Bommel een cijns uit het huis (R. 1189, fol. 371 (1417 juni 6)).
|
60. | R. 1206, fol. 25v.
|
61. | GAH, R. 1175, fol. 7v. (1368 januari 20). Pensmarkt 26 grensde toen aan het erf van Gerardi Moenc (!) et Theoderici dicti Buc.
|
62. | R. 1178, fol. 244.
|
63. | Zie hiervóór, nt. ?? Al op 22 augustus 1390 had Hendrik een cijns van 14 schellingen uit de genoemde cijns van 56 schellingen uit het hele complex gekocht van Arnold zoon van Gevard van Eindhoven (R. 1178, fol. 288). Mogelijk bezat hij Pensmarkt 22 dus al op die datum.
|
64. | R. 1205, fol. 117.
|
65. | 'Het kapitale winkelhuis der firma A.C. van der Meulen en zonen' (Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 521; Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nrs. 27 en 28).
|
66. | GAH, Charters, nr. 176.
|
67. | Van der Vaart, 'Het Bossche minderbroedersklooster', 33-34, heeft gesteld dat hiermee het terrein van de minderbroeders naar het zuiden werd uitgebreid en dat daarlangs de Minderbroedersstraat werd aangelegd. Maar hij geeft niet aan hoe de in de oorkonden vermelde topografische gegevens in zijn opvatting zijn in te passen.
|
68. | GAH, R. 1213, fol. 246 (1443 augustus 6); 1213, fol. 248v. (1443 augustus 13); R. 1221, fol. 247v. (1451 februari 13). Gheenken is een verkleinwoord van Gerard of Gerrit (zie ONB I, blz. 1179 s.v. Gerard).
|
69. | R. 1182, blz. 122 (1400 juni 25): domo lapidea et area sita in Buscoducis ad Forum inter cymiterium fratrum minorum in Buscoducis ex uno et inter cameras et aliam hereditatem dicti Godefridi ex alio, atque de et ex camera lapidea ac aliis edificiis cum suis fundis retro dictam domum lapideam situata; aldus ook R. 1210, fol. 200v. (1440 april 15).
|
70. | R. 1188, fol. 414v. (1413 mei 16): Godefridus Hoyer, maritus et tutor Heilwigis sue uxoris, folie quondam Gerardi Claus.
|
71. | Zie hierna, blz. ??
|
72. | GAH, R. 1178, fol. 328.
|
73. | Niermeyer, Mediae Latinitatis lexicon minus, s.v. posticum.
|
74. | Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek, x.v. stap.
|
75. | GAH, R. 1193, fol. 155.
|
76. | Ook wel met een verkleinwoord craticula genoemd. Utrechtse voorbeelden bij De Bruijn, Husinghe ende hofstede, 166-167, 190, 211, 326, 344 en 346.
|
77. | Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek s.v. Soe
|
78. | R. 1178, fol. 328 (1389 november 23): duas hereditates, quarum quelibet novem pedatas in latitudine et undecim pedatas in longitudine continet, sitas in Buscoducis iuxta cimiterium fratrum minorum inter posticam dictam der minderbrueder stappen ex uno et inter hereditatem Stephani dicti Haec ex alio, venditas sibi ab oppido de Buscoducis, prout in letteris vero sigillo sigillatis.
|
79. | excepto censu oppidi de Buscoducis in dictis letteris contento.
|
80. | R. 1178, fol. 279v. (1390 juli 28): domum et aream in qua Raso campsor ad presens moratur, sitam in Buscoducis iuxta portam conventus fratrum minorum, --- quadam camera cum suo fundo sita in Buscoduxis ad Forum iuxta conventum fratrum minorum inter cameram Danyelis Roesmont ex uno et inter cameram spectantem ad Iohannem die Joede ex alio.
|
81. | R. 1179, blz. 296v. (1391 september 23): medietatem duarum camerarum cum suo fundo, sitarum in Buscoducis ad Forum iuxta cymiterium fratrum minorum inter hereditatem quondam Henrici filii Henrici de Uden, nunc ad Danielem Roesmont spectantem, ex uno et inter hereditatem Iohannis die Yoede ex alio.
|
82. | R. 1181, blz. 151-151.
|
83. | Een latere overdrachtsakte (R. 1246, fol. 369 (1477 augustus 22) zegt dat van deze twee grondstukjes twee kamers zijn gemaakt. Zie ook R. 1218, fol. 264 (1448 april 17).
|
84. | R. 1190, fol. 181v.: duas cameras cum suis fundis que fuerant quondam Arnoldi Volken, sitas in Buscoducis ad Forum inter hereditatem Theoderici Jans soen ex uno et inter cameram cum suo fundo ad Petrum Yoede filii quondam Petri spectantem ex alio, tendentem a Foro predicto ad cymitherium fratrum minorum.
|
85. | R. 1207, fol. 96.
|
86. | Jacobs, Justitie en politie, 89-90; Van Uytven, 'Geldhandelaars en wisselaars', 5-6.
|
87. | Zie de schepenlijsten bij Jacobs, a.w., 262-264.
|
88. | R. 1209, fol. 207v. (1439 april 13).
|
89. | Bv. r. 1256, fol. 182v. (1487 januari 30).
|
90. | Jacobs, Justitie en politie, 257 en 258. Jacobs spreekt van 'Rutger de Ouden'; zie echter Spierings, Het schepenprotocol, 145. Hij was heer van Honsoirde (Onzenoord onder Nieuwkuyk ten westen van Den Bosch).
|
91. | R. 1178, fol. 66bis.
|
92. | R. 1178, fol. 66bis.
|
93. | Op 27 september 1424 deed Jan Reymbrants als echtgenoot van Geertruid dochter van wijlen Mathias Cuper afstand van het goed ten behoeve van Wouter zoon van wijlen Mathias Cuper. Mathias had het goed gekocht van Arnold van Eindhoven (R. 1194, fol. 163).
|
94. | R. 1188, fol. 414v. (1413 mei 16): duas cameras sitas in Buscoducis ad Forum inter hereditatem Theoderici Jans soen ex uno et hereditatem quondam Mathye Cuper ex alio.
|
95. | R. 1175, fol. 7v. (1368 januari 20).
|
96. | T.a.p., fol. 67 (1368 juni 22).
|
97. | R. 1177, fol. 315v. (1386 augustus 16).
|
98. | R. 1180, blz. 498-499 (1395 augustus 23).
|
99. | R. 1177, fol. 50 ( 1383 juni 1).
|
100. | T.a.p., fol. 110v. (1384? maart 16?).
|
101. | T.a.p., fol. 115v.
|
102. | Zie hiervóór, blz. ?? en nt. ??.
|
103. | Gesitueerd tussen Gerrit Monic en Diederik Buc (Pensmarkt 22-24) aan de ene en Gerrit Steenwech aan de andere kant (R. 1175, fol. 7v. (1368 januari 20). Zie ook R. 1176, fol. 251v. (1382 april 1): inter hereditatem Gerardi Steenwech ex uno et hereditatem Gerardi Monics et Henrici Boc ex alio, en R. 1226. fol. 205 (1455 oktober 10).
|
104. | Jacobs, Justitie en politie, 258-259.
|
105. | R. 1180, blz. 106-107 (1394 januari 17): de quadam domo lapidea et area ipsius Iohannis, sita in Buscoducis ad Forum, ac de attinentiis eiusdem domus lapidee et aree singulis et universis, necnon de tribus cameris ad dictam domum lapideam spectantem, sitis prope eundem domum lapideam versus hereditatem Henrici dicti Steenwech.
|
106. | R. 1177, fol. 228 (1386 februari 28): quandam hereditatem ad se spectantem, sitam in Buscoducis ad Forum inter domum lapideam ipsius Henrici Dicbier ex uno et inter hereditatem, domum lapideam et aream quondam alio, cum edificiis (ondergeschreven: et attinentiis?), tendentem a communi plathea retrorsum ad cameram lapideam dicti Henrici, cum medietate muri lapidei domus dicti Iohannis Joede.
|
107. | Op 10 juli 1392 droeg Hendrik Willemsz. van Kloetinge zijn vruchtgebruik over in een deel van een stenen huis er erf tussen het woonhuis van wijlen Jan Dicbier aan de ene en tussen het erf van Matthijs van der Tichelrien aan de andere kant (R. 1179, blz. 468): domus lapidee et aree cum suis attinentiis, site in Buscoducis ad Forum inter domum habitationis quondam Iohannis Dicbier ex uno et inter hereditatem quondam Mathei vander Tijchgelrien ex alio. Zie verder R. 1191, fol. 22v. (1418 november 23). Hendrik Willemsz. werd hier Van Engeland genoemd, het huis doorgaans In Engeland (zie Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nr. 32; Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 523).
|
108. | Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nr. 33-34; Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 524-526.
|
109. | R. 1190, fol. 38 (1416 december 1): Henricus Dicbier, dominus de Mierle, mansionem suam cum attinentiis suis universis, sitis in Buscoducis ad Forum, prout Theodericus Jans soen premissa ad presens inhabitat, salvo dicto Henrico habendam cameram ibidem et sibi reservatam iure cum suis equis et familia.
|
110. | Zie hiervóór, blz. ??.
|
111. | Mosmans, Oude namen van huizen en straten, 23, nr. 35; Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 526-527.
|
112. | De tegenwoordige Karrenstraat.
|
113. | R. 1178, fol. 149 (1390 april 21): domo et area quondam domini Arnoldi Dicbier, militis, avunculi olim dicti venditoris, sita in Buscoducis ad Forum inter domum lapideam dicti quondam Iohannis Dicbier ex uno et inter hereditatem Iacobi de Hedel ex alio, atque de et ex omnibus cameris et domibus cum suis fundis dicti Henrici Dicbier, sitis in Buscoducis in viculo tendente a dicto Foro versus vicum Scriniparorum inter hereditatem dicti Iacobi de Hedel ex uno et inter portam fratrum minorum ibidem ex alio (vgl. R. 1175, los blad bij fol. 111 (110A) (wellicht van 19 juni 1378)).
|
114. | R. 1193, fol. 13v-14 (1422 februari 5): ex domo lapidea atque ex omnibus cameris sibi adiacentibus, prout ad dictum Henricum [Dicbier] pertineret et in Buscoducis in vico dicto Kerstraet site sunt inter hereditatem dicti Petri [die Yode] ex uno et inter hereditatem conventus fratrum minorum ex alio, tendentibus a porta posteriori dicti conventus usque ad hereditatem dicti Petri.
|
115. | R. 1178, fol. 261v. (1390 juni 23): domo et area dicti Iacobi [de Hedel], sita in Buscoducis ad Forum inter hereditatem quondam domini Arnoldi Dicbier, militis, et inter quemdam viculum ibidem ex alio.
|
116. | R. 1185, fol. 62v. (1406 november 7).
|
| 117. Zie Janssen, 'Archeologisch onderzoek', 19.
|
118. | R. 1177, fol. 227v. (1386 februari 27): iuxta puteum quemdam, que puteus situs est iuxta portam fratrum minorum.
|
119. | Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 517. Zie ook, t.a.p., I, 18-19.
|
120. | R. 1192, fol. 56v.: domum lapideam et aream cum orto sibi adiacente, sitam in Buscoducis in conventu predicto iuxta capallam ibidem sitam inter dictam capellam ibidem ex uno et inter ortum dicti conventus ex alio, prout eam cum orto quondam dominus Rodolphus Kather, presbyter, inhabitaverat et in eadem decesserat; simul quadam domuncula lapidea dicta een torfhuys ab alia parte dicte capelle supra aquam ibidem consistente, dicte capelle adiacente, qua dictus dominus Rodolphus uti consueverat.
|
121. | T.a.p.
|
122. | R. 1195, fol. 75: domum, aream et ortum, sitos in Buscoducis in conventu predicto, in quibus quondam Severinus Kersmeker decesserat, inter hereditatem dictam die Mortel, fossato quodam interiacente, ex uno et inter reliquam hereditatem dicti conventus ante dictam domum sitam ex alio, tendentibus ab orto fratris Nycholai [Coel de Dinther] predicti ad murum lapideum dicti conventus cum exitu et introitu per dictum conventum in eandem domum, qui ortus est eiusdem latitudinis cum domo predicta et interceptus est inter iamdictum domum et murum predictum.
|
123. | Molius zegt daarover: altera ejusdem Ducis aedes, senatoria nominata, occupata ad formam arcis (ubi aliquando quaedam magis ardua negotia tractare consuevit), fabricata, cujus aulae hujusque monumenta in platea, nunc majoris hospitalis et idem nomen aulae Ducis Brabantiae, quamvis vetustate modo dilapsae, referentis exstare videntur (zie Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 269-276).
|
124. | Hij treedt op in het Privilegium Trinitatis van 1330 (Camps, 'Het stadsrecht van Den Bosch', 71).
|
125. | RANB, Charters van Brabant, nr. 3 (oorkonde van 1364 april 10 met geïnsereerde oorkonden van 1357 maart 21; 1359 augustus 1; 1359 augustus 2; 1359 september 2; 1361 december 6; 1364 april 10; 1376 juli 8; 1378 januari 4). Zie Van Sasse van Ysselt, I, 270-272.
|
126. | In het midden gelaten wordt hier of er al sprake was van een parochiekerk dan wel een van de moederkerk Orthen afhankelijke kapel.
|
127. | Zie C. Peeters, De Sint Janskathedraal, 1 en 159; zie ook 385 en 419.
|
128. | ONB I, nr. 343 (1274 maart 30).
|
129. | Het blijft de vraag of deze representatieve bebouwing buiten iedere vorm van versterking heeft gestaan. Zoals bekend is pas in de eerste helft van de veertiende eeuw begonnen met de bouw van een nieuwe stadsmuur (Janssen, 'De oudste stadsommuring', 69). Men kan zich afvragen of er niet al eerder sprake is geweest van een gracht en een wal met houten palissaden of, zoals ook van elders bekend is, doornhagen.
|